Roeien in de winter – Op zoek naar evenwicht

 

 

1.  Inleiding

 

Een uitspraak van de Hoge Raad  uit 1995 over de gevolgen van de val van een jonge turnster uit Emmen (het zogeheten “Emmense turnster” arrest) [1] veroorzaakte een schokgolf in de (amateur) sportwereld. Een 14-jarige turnster, lid van een turnvereniging, liep bij een val uit de ringen ernstig letsel op als gevolg van het niet treffen van de vereiste voorzorgsmaatregelen door de aanwezige trainster. Op het moment van het ongeval was de trainster met iemand anders bezig, en had zij de begeleiding bij de bewuste oefening uitbesteed aan een ervaren mede turner. Vast stond dat de trainster – in geval zij wel bij de oefening had gestaan – de val niet had kunnen voorkomen. De Hoge Raad achtte haar niettemin toerekenbaar onvoldoende zorgvuldig, zij had betere voorzorgsmaatregelen moeten nemen. Daarnaast werd ook de vereniging, als werkgeefster van de turnster, mede aansprakelijk geacht. De trainster had namelijk ten tijde van haar aanstelling, enkele maanden daarvoor, gezegd dat zij weinig verstand van ringoefeningen had, maar de vereniging had haar niettemin aangenomen.

 

Ondanks deze bijzondere omstandigheden bracht het arrest nogal wat beroering met zich mee. Hoever moet een vereniging gaan bij het treffen van voorzorgsmaatregelen in het geval van potentieel gevaarlijke situaties. Waar houdt de zorgplicht op en begint de eigen verantwoordelijkheid van de sporter?

 

Omstreeks dezelfde tijd vond op het randmeer bij Zeewolde een ongeval plaats waarbij een aantal roeiers door onderkoeling om het leven kwamen, nadat hun C4 was omgeslagen. Duidelijk werd dat ook de roeisport met ernstige ongevallen geconfronteerd kan worden. Zou (het bestuur van) een roeivereniging aansprakelijk kunnen zijn voor een dergelijk ongeval?

 


2.  De regeling in het Huishoudelijk Reglement

 

2a) Achtergrond van de oude regeling

 

Het bestuur van RV Hemus heeft destijds bij deze problematiek stilgestaan. Geconstateerd werd dat de basis van alle aanspraken die jegens de vereniging en haar bestuur geldend gemaakt zouden kunnen worden, is gelegen in de door de vereniging vastgestelde reglementen. Immers, de statuten en het huishoudelijk reglement (HR) vormen het fundament van de verenigingsregels, terwijl de regeling van boek 2, tweede titel van het Burgerlijk Wetboek (“Verenigingen”) daarop slechts aanvullende en algemene regels geeft.

 

De verenigingsregels van Hemus bevatten destijds (en nu nog) allerlei regels die vertellen wat er allemaal moet gebeuren voordat een lid van de vereniging in bepaalde boottypen mag roeien. Voor onervaren roeiers geldt een opleidingstraject, er zijn roei examens, waaraan overigens ook roeiers die reeds ervaring hebben op het moment dat ze lid worden zich moeten onderwerpen. Dit alles mede om de veiligheid op het water te waarborgen. De vereniging stuurt haar leden niet ongecoördineerd het water op. Daarnaast kent Hemus regels over materiaal onderhoud, schademeldingsprocedures, is er een EHBO doos op de loods, wordt een instructiedag “omslaan in een skiff” georganiseerd enzovoorts. Kortom, over het algemeen goed geregeld en gereglementeerd. Uiteraard laat dat onverlet dat de concrete uitvoering door individuen alsnog tot aansprakelijkheid in bepaalde situaties kan leiden, maar je kunt nu eenmaal niet alles voorzien. Een van de zaken die destijds niet gereglementeerd bleek te zijn, was het roeien in kleine boottypen in de winterperiode. De gevaren spreken voor zich: onderkoeling in geval van omslaan vormt een risico. Uitkomst van de discussies was om het roeien in de winterperiode te reglementeren in het toenmalige hoofdstuk VII van het HR. Er werd een 12e lid opgenomen, luidende:

 

Het is gedurende de periode van wintertijd (november tot en met maart) verboden om in een skiff/C1 alleen het water op te gaan.

 

De gedachte bij de uitvoering van deze regel was deze: formeel is roeien in een skiff/C1 zonder begeleiding niet meer toegestaan. Echter, zou iemand het toch doen, was het bestuur niet voornemens als politie agent op te treden, maar werd gezegd: dan ga je op eigen risico.

 


2b)  De huidige regeling

 

Later is de regeling over roeien in de winter in het HR uitgebreid. Het aantal nummers waarin gedurende de winterperiode niet mocht worden geroeid zonder begeleiding werd uitgebreid, en er werd opgenomen dat roeiers in bepaalde gevallen verplicht zijn om een zwemvest te dragen tijdens het roeien.

 

Gebleken is dat de huidige regeling op praktische bezwaren stuit. Roeien in een zwemvest is lastig en niet prettig. Daarnaast worden daarmee nieuwe risico’s gecreëerd. Is het bijvoorbeeld mogelijk om met een zwemvest dat zichzelf heeft opgeblazen (bij het te water gaan) weer in de boot te komen? Waarschijnlijk niet. Veroorzaakt het nieuwe reglement dan niet juist een potentieel gevaarlijke situatie, waardoor toch weer aansprakelijkheid zou kunnen ontstaan (namelijk voor de opsteller van het reglement, zijnde het bestuur als eindverantwoordelijke voor het uit te voeren beleid)? Er is meer. Door het opsommen (verbieden) van allerlei specifieke boottypen waarin men tijdens de winterperiode niet zonder begeleiding het water op mag, wordt gesuggereerd dat het in de niet opgesomde boottypen in die periode veilig is. Zo mag men bijvoorbeeld wel in een 2x varen zonder begeleiding. Zouden daar geen gevaren aan verbonden zijn? En was het in Zeewolde niet juist een gestuurde C4 die omsloeg? En wat als je samen gaat skiffen en de ene skiffeur slaat om? Is de aanwezigheid van de ander dan een waarborg dat er niets gebeurt?

 

Kortom, de huidige regeling schiet haar doel voorbij. De Commissie Roeien in de Winter (CRI) heeft zichzelf om deze reden in het leven geroepen.

 

 

3.  Rapport “Bevordering veiligheid in de roeisport”

 

Voordat de CRI haar concrete aanbevelingen op papier zet, eerst nog een woord over een vorig jaar uitgevoerd onderzoek door de KNRB getiteld “Veiligheid in de roeisport”. In dat rapport wordt een analyse gemaakt van risico’s die aan de roeisport zijn verbonden, en op welke wijze een vereniging daarmee om zou kunnen (moeten) gaan. Onderscheid wordt gemaakt tussen de categorieën “materiaal”, “kennis en vaardigheden” en “organisatie”. De eerste categorie heeft onder andere betrekking op het onderhoud van de vloot, de aanwezige hoosmiddelen en bijvoorbeeld kleding. Kennis en vaardigheden ziet onder andere op vaarspecifieke aspecten van een bepaald vaargebied, kennis over het weer, stromend water, onderkoeling, oververhitting, roeicommando’s enzovoorts.


Tenslotte de organisatie. Hoe zit het met de bevoegdheden, het opleidingensysteem, verzekering, afschrijfboek, veiligheidsvoorschriften (ook bijvoorbeeld met het oog op brand e.d.) en vaarverboden. Het onderzoek eindigt met een aantal aanbevelingen, zowel aan het verenigingsbestuur, als aan de organisatoren van wedstrijden, de coaches/instructeurs, stuurlieden en uiteraard de roeiers zelf.

 

Enerzijds constateert de CRI met genoegen dat de meeste aanbevelingen uit het rapport op Hemus al gangbare praktijk zijn. Het benoemen van een veiligheidscoördinator is echter iets dat op Hemus nog niet heeft plaatsgevonden. Gezien de toenemende grootte van Hemus acht de CRI het wenselijk dat deze aanbeveling wordt overgenomen en stelt zij het bestuur voor om over te gaan tot de benoeming van een veiligheidscoördinator.

 

Ten aanzien van het roeien in de winter worden in het rapport ook een aantal aanbevelingen gedaan, die in dit memo niet kunnen ontbreken (enkele van de aanbevelingen zijn niet specifiek gericht op roeien in de winter, maar niettemin de moeite waard om te citeren):

 

1)

Geef geen beginners instructie in een skiff vanaf circa 1 november tot circa 1 april in verband met onderkoelingsgevaar.

2)

De coaches zijn verantwoordelijk voor een goede opleiding van de stuurman/stuurvrouw van hun ploegen, ook wat betreft de veiligheid op het water.

3)

Indien een boot gestuurd wordt door onervaren en/of jonge stuurlieden, is een ervaren roeier verantwoordelijk.

4)

Ervaren ploegen (zonder begeleiding) zijn volledig verantwoordelijk voor hun eigen veiligheid.

 

 

4.  Een nieuwe regeling

 

De CRI stelt vast en voorop dat het leven vele onzekerheden bevat. Risico’s zijn nooit op voorhand uit te sluiten. Dat moet dan ook niet de doelstelling van een bepaling in het HR zijn. Het is immers onmogelijk om een regeling te ontwerpen die alle mogelijke scenario’s die zich in de winter op de Eem zouden kunnen voordoen op voorhand af te dichten. Een regeling moet enerzijds voldoende waarborgen bieden om te voorkomen dat een vereniging aansprakelijk zou kunnen worden gesteld in gevallen waarin dat niet redelijk is, terwijl een regeling anderzijds moet waarborgen dat het plezier in het roeien er door behouden blijft.


Kortom, zaak is om het juiste evenwicht te vinden. De huidige regeling kent dat evenwicht niet. Het is geen waterdichte afscherming tegen aansprakelijkheid (integendeel zelfs) terwijl van plezierig roeien al helemaal niet meer kan worden gesproken.

 

De CRI meent dat voor een nieuwe regeling de volgende uitgangspunten moeten gelden:

 

1)

Maak een onderscheid tussen roeiers die geen of weinig ervaring hebben en roeiers die afgeroeid zijn in categorie 3. Hoe meer ervaren een roeier is, hoe meer deze zelf verantwoordelijkheid op zich kan nemen. Een roeier die het SO3 of BO3 diploma bezit, moet in staat geacht worden om zelf de afweging te maken of het verstandig is om in de winter zonder begeleiding te roeien.

2)

Het is gewenst dat de onder 1) bedoelde afweging nog een extra keer wordt getoetst vanwege de bijzonder risico’s die roeien in de winter met zich meebrengt. Daarom zal de SO3 of BO3 roeier om een speciale ontheffing moeten vragen aan het bestuur. Het bestuur kan deze taak delegeren aan een commissie. De ontheffing kan worden verleend onder tekening van een vrijwaringsverklaring door de roeier.

3)

Een uitzondering moet worden gemaakt voor jeugdleden. Ten aanzien van minderjarigen heeft de vereniging een extra zorgplicht. Voor jeugdleden is het dan ook in beginsel niet mogelijk een ontheffing te krijgen, ongeacht de status van het jeugdlid.

4)

De afroeicommissie zal bij het afnemen van examens in de derde categorie in haar afwegingen meenemen dat iemand die voor de derde categorie is afgeroeid in de toekomst kan vragen om de ontheffing als hierboven bedoeld.

5)

Maak onderscheid tussen gestuurd en ongestuurd roeien. Bij gestuurde nummers is men altijd met meerdere personen, terwijl de stuurman over het algemeen in staat moet worden geacht gevaarlijke situaties te voorkomen.

6)

Verdeel de rivier de Eem in “hapklare brokken”. Zo is het in elk geval tot aan  de hoogspanningsmast (2 km richting Baarn) relatief gemakkelijk om aan de kant te komen, iets verderop worden de walkanten te hoog. Ook het stuk Eem richting de stad brengt risico’s met zich mee vanwege de hoge walkanten. Een coach kan daar niets uitrichten.

 


5.  Voorstel

 

De CRI doet enerzijds een aantal aanbevelingen, terwijl anderzijds een concreet tekstvoorstel voor het Huishoudelijk Reglement wordt voorgesteld.

 

5a)  Aanbevelingen

 

De CRI doet de volgende aanbevelingen:

 

1)

Benoem een Veiligheidscoördinator die verantwoordelijk wordt gesteld voor al hetgeen op Hemus met veiligheid te maken heeft. Overwogen kan worden deze portefeuille aan een bestuurslid toe te kennen.

2)

Loop met deze Veiligheidscoördinator alle processen binnen Hemus die veiligheid gerelateerd zijn nog een keer door. Te denken valt aan de schademeldingsprocedure, het opleidingensysteem, EHBO bevoegdheden enzovoorts.

2)

Geef geen beginners instructie in een skiff en/of C1 vanaf 1 november tot 1 april in verband met onderkoelinggevaar.

3)

Breng dit rapport onder de aandacht van de coachcommissie.

 

5b)  Tekstvoorstel HR

 

De CRI stelt het bestuur voor om de artikelen VI, lid 12 en lid 13 van het Huishoudelijk Reglement te schrappen. In plaats daarvan wordt voorgesteld in  artikel VI (Roeireglement) een nieuw lid 12 op te nemen met de volgende tekst:

 

Gedurende de periode tussen 1 november en 1 april gelden de volgende bijzondere bepalingen:

a)

Roeien in ongestuurde boottypen is uitsluitend toegestaan in aanwezigheid van andere ploegen en/of een coach op het traject gelegen tussen de aanlegsteiger van de vereniging en de hoogspanningsmast over de rivier de Eem.

b)

Een meerderjarig lid dat voor het SO3 en/of het BO3 examen is geslaagd, kan een verzoek om ontheffing indienen bij het bestuur om op eigen risico in ongestuurde boottypen te mogen roeien op de gehele rivier de Eem. De ontheffing wordt terstond verleend, tenzij bijzondere omstandigheden zich daartegen verzetten. Het lid dient een vrijwaringsverklaring te ondertekenen.


De CRI meent dat met deze formulering enerzijds een afdoende afdichting tegen aansprakelijkheid wordt gevonden, terwijl de regeling anderzijds voldoende soepelheid in zich heeft om roeien in de winter mogelijk te maken in gevallen waarin dat verantwoord is.

 

Verzocht wordt de hierboven in vet gedrukte tekst op de najaarsvergadering 2002 aan de leden van Hemus voor te leggen als vervanging van het huidige artikel VI sub 12 en 13 van het Huishoudelijk Reglement.

 

De Commissie Roeien in de Winter (CRI),

 

Aldert Nijhuis

Jantinus Ziengs

Peter van der Mark

 



[1]  HR 6 oktober 1995, NJ 1998, 190